Ongeveer (25 tot) 32% van de Nederlanders heeft een functiebeperking. Deze groep bestaat uit mensen met een:
- Visuele beperking
- Auditieve beperking
- Cognitieve, taal- of leerbeperking
- Fysieke of motorische beperking
- Spraakbeperking
Of een combinatie hiervan.
(Veel cijfers zijn een schatting en er is een overlap in cijfers doordat mensen meerdere functiebeperkingen kunnen hebben.)
Veel van deze mensen hebben dagelijks problemen met de toegankelijkheid van digitale informatie. Daarnaast is er een steeds groter wordende groep ouderen die moeite hebben met het gebruik van computers, smartphones, websites en apps.
Soorten functiebeperking
Visuele beperking
Visuele beperkingen zijn een beperking aan het zicht. Mensen met een visuele beperking zijn bijvoorbeeld blind, slechtziend of kleurenblind.
Auditieve beperking
Auditieve beperkingen hebben te maken met een beperking aan het gehoor. Mensen met een auditieve beperking zijn bijvoorbeeld doof of slechthorend, of hebben moeite met het verwerken van geluid.
Cognitieve, taal- of leerbeperking
Cognitieve en neurologische beperkingen hebben te maken met een beperking in het zenuwstelsel, inclusief de hersenen. Dit kan invloed hebben op de spraak, het gehoor, het zicht en het begrip. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die ADHD, ASS, taal- of leerstoornis of een stoornis aan het geheugen hebben.
Fysieke of motorische beperking
Fysieke of motorische beperkingen hebben te maken met een beperking in de beweging. In deze groep beperkingen vallen bijvoorbeeld mensen met onvrijwillige bewegingen, coördinatieproblemen, verlamming, artritis en mensen met ontbrekende ledematen.
Spraakbeperking
Spraakbeperkingen hebben te maken met het produceren van spraak dat goed verstaanbaar is. Dit gaat bijvoorbeeld over mensen die stotteren, niet goed kunnen articuleren of mensen die helemaal niet kunnen spreken.